Participatief besluiten gaat niet meer weg; de kunst is om er gevoel voor te ontwikkelen, wat ik hier het participatiezintuig noem.

Heel geleidelijk is participatie – in het bijzonder die van burgers – een steeds belangrijker onderdeel aan het worden van besluitvormingsprocessen. Je ziet het bijvoorbeeld aan de Omgevingswet, die bepaalt dat straks omwonenden en belanghebbenden meebeslissen over wat er gebeurt met hun leefomgeving. Ook zien we een sterke opkomst van burgerberaden, waar door loting bijeengebrachte burgers gezamenlijk aan oplossingsrichtingen voor grote maatschappelijke kwesties werken.
Als je kijkt naar participatie en je wilt het huidige moment duiden, dan zou ik zeggen dat we het tijdperk aan het afsluiten zijn waarin participatie van burgers en belanghebbenden iets was om erbij te doen, als extraatje of experiment, omdat er wat tijd en geld over was, of om een mooie strik te hebben om een besluit te verpakken. Het tijdperk dus, waarin het mogelijk – en gebruikelijk – was om een besluitvormingsproces te hebben waarin degenen die met het besluit moesten leven geen enkele rol hadden. Het tijdperk dat we aan het betreden zijn, is er een waarin participatie in besluitvorming vanzelfsprekend is voor iedereen. Natuurlijk staan we nog aan het begin, maar afgaande op ontwikkelingen in binnen- en buitenland, zit eindelijk de vaart erin.
Het wordt niet vanzelf een succes. De beweegrichting is duidelijk, de bestemming bestaat nog niet. Die moeten we gaandeweg vormgeven, als burgers en als professionele besluitvormers. Op dit soort momenten is het cruciaal dat degenen die positief staan tegenover de verandering er aanjagers van worden. De prachtige Engelse term prefigure komt in me op: het vooruitlopen op een wenselijke toekomstige ontwikkeling en handelen alsof die ontwikkeling er al is. En dat hoeft helemaal geen politiek-activistische aangelegenheid te zijn, integendeel. De sleutel om een toekomst vorm te geven waarin participatief besluiten vanzelf spreekt, en goed werkt, schuilt juist in onze dagelijkse praktijk.
We doen het al op talloze andere manieren, prefigureren. We wachten niet tot overheden en producenten voor ons bepalen dat we onze ecologische voetafdruk verkleinen, we ondernemen zelf actie door duurzamere producten te gebruiken. We voeden onze kinderen op om veel fijnzinniger te zijn over diversiteit dan onze eigen generatie, om daarin in zekere zin ook voorlopers te zijn. Die insteek kunnen we in ons denken en handelen over participatie ook kiezen. De kans is groot dat we onszelf daar een belangrijke dienst mee bewijzen. Stel je voor dat we wachten totdat, ik noem maar wat, het volgende kabinet gaat inkleuren hoe we participatief gaan besluiten. Precies.
Nu gebeurt er om ons heen natuurlijk al heel veel. In kringen van ruimtelijke ordening, klimaat en energie worden er volop nieuwe participatieve besluitvormingsprocessen ontworpen en ook elders is er beweging. Wil je als professional meer leren over de wettelijke voorschriften om besluitvorming participatiever te maken, of de methoden die je kunt toepassen, dan is er hoef je niet lang te zoeken om een cursus te vinden. Het onderstreept eens te meer hoezeer het belang van participatie groeit. Maar, en nu komen we bij dat idee van prefigureren en dat participatiezintuig, ik vraag me af of we onszelf niet verder moeten uitdagen om tot een dieper begrip te komen van wat participatie betekent, hoe het kan werken, en waar het aan zou moeten voldoen. Voor mijn gevoel zijn we er nog lang niet – en dat geldt ook voor mijzelf.
Waar dan niet? Wel, om de wereld te kunnen bekijken door een participatieprisma, zoals sommigen als vanzelf de wereld kunnen zien door een financiële bril, of uit het perspectief van kindveiligheid. Participatie niet langer benaderen als een instrument dat in een bepaald vakje hoort, maar het zien als een dimensie die op bijna alles van toepassing kan zijn. Om daar te komen, moeten we in eerste instantie vooral vragen stellen, aan onszelf en aan elkaar. Vragen die over meer gaan dan alleen het hoe en wat van participatief besluiten, bijvoorbeeld over democratie en over inclusie. Zo kunnen we geleidelijk meer perspectieven gaan zien, meer geluiden gaan horen, participatie gaan voelen. Dat is waar ik aan denk als ik het heb over het ontwikkelen van een participatiezintuig.
Hoe meer mensen er zin hebben om de diepere lagen aan te boren die ons kunnen helpen om participatie vollediger en instinctiever te begrijpen, hoe spannender de toekomst van participatieve besluitvorming wordt. Ik hoor graag van eenieder die net als ik zoekt naar meer, nieuwe, andere vragen – en die net als ik hun participatiezintuig willen ontwikkelen.